Ik kwam een week geleden terug op Sint Maarten. Voor vier maanden was ik in Nederland geweest. Ik was soms in contact met vrienden en bekenden op het eiland, maar ook ver weg van hen. En nu terug. Het deed mij nadenken over terugkomen. De (on)mogelijkheid en bruikbaarheid van het idee. Op Sint Maarten komen veel mensen ‘terug’. Velen gaan op jonge leeftijd studeren in het Nederland, Amerika of in het Caribisch gebied. Ze werken hard, spelen nog meer, leren veel en blijven vaak net langer weg dan gepland. Dit vinden veel achterblijvers zowel begrijpelijk als ingewikkeld.
Veel jongeren studeren met geld van de overheid en de overheid gelooft daarmee ook het recht te hebben om terugkeer te stimuleren. Er dient iets ‘terug’ betaald te worden na een studie op kosten van de belasting betaler. Dit is praktisch vrijwel onhaalbaar, maar daarmee niet minder gewenst door sommigen. Terugkeren wordt in dit verhaal bijna een opoffering. Het land offert iets voor jou, en jij offert iets voor je land. Beide partijen, jij en je land, worden vastomlijnde objecten binnen een ietwat beknellende patriottistische relatie.
Veel teruggekeerden, Sint Maartenaren die tijdelijk in het buitenland werkten of studeerden zeggen zich bij terugkeer niet meer thuis te voelen op het eiland. Ze zijn vaak vol goede bedoelingen en grote idealen terug naar hun eiland gekomen. Maar eenmaal daar leert de ervaring hen iets anders. Ze hebben het gevoel niet welkom te zijn, geen werk te krijgen, te moeten voldoen aan verwachtingen die onredelijk zijn. Ze zijn veranderd, hebben dingen geleerd, ontdekt en ontwikkeld, en Sint Maarten voelt niet meer als thuis.
In dit verhaal is er ook een groep ‘achterblijvers’ die vind dat deze terugkeerenden zich dienen aan te passen, zich moeten voegen naar de legpuzzel die Sint Maarten is, zich nuttig moeten maken. Zij lijken (tijdelijk) vergeten dat ook zij op reis gingen naar andere delen van het koninkrijk of de wereld en op een bepaald moment, vernieuwd, ‘terug’ kwamen.
Terugkeren op Sint Maarten was voor mij thuiskomen; me (h)erkend voelen, maar wel op een plek waar ik opnieuw op zoek moest naar woonruimte, een kapotte auto moest repareren door (weer) een andere mechanic, en op de boardwalk nog steeds werd gevraagd of ik een jetski wilde huren.
De vraag die zich opdrong, was of thuis-komen en terug-komen eigenlijk wel hetzelfde waren. Kwam ik inderdaad terug naar Sint maarten? Of kwam ik nieuw, als een ander (wijzer?) mens, naar een hernieuwd eiland? Nieuw kabinet, recente (energie) problemen, andere docenten op school, leerlingen vertrokken naar elders. Ik kom ‘terug’ maar wat mij het meest doet thuis voelen op Sint Maarten is de mogelijkheid tot vernieuwing, verbazing, ontdekking. Dit is een thuis-voelen dat terugkomen uitsluit.
Vanuit dit perspectief hoeven mensen die opnieuw aankomen niet te passen in de vastgelegde stramienen van een eiland dat wacht op terugkeerders. Haar zoons en dochters hoeven niet te voldoen aan een bestaande vraag. Zij (wij?) kunnen met wat z/wij hebben geleerd, mede mogelijk gemaakt door broers en zussen op het eiland, nieuwe oplossingen bedenken voor (oude) uitdagingen. Die uitdagingen zijn er voldoende en wellicht kan een ander verhaal ruimte maken voor nieuwe oplossingen.
Veel jongeren studeren met geld van de overheid en de overheid gelooft daarmee ook het recht te hebben om terugkeer te stimuleren. Er dient iets ‘terug’ betaald te worden na een studie op kosten van de belasting betaler. Dit is praktisch vrijwel onhaalbaar, maar daarmee niet minder gewenst door sommigen. Terugkeren wordt in dit verhaal bijna een opoffering. Het land offert iets voor jou, en jij offert iets voor je land. Beide partijen, jij en je land, worden vastomlijnde objecten binnen een ietwat beknellende patriottistische relatie.
Veel teruggekeerden, Sint Maartenaren die tijdelijk in het buitenland werkten of studeerden zeggen zich bij terugkeer niet meer thuis te voelen op het eiland. Ze zijn vaak vol goede bedoelingen en grote idealen terug naar hun eiland gekomen. Maar eenmaal daar leert de ervaring hen iets anders. Ze hebben het gevoel niet welkom te zijn, geen werk te krijgen, te moeten voldoen aan verwachtingen die onredelijk zijn. Ze zijn veranderd, hebben dingen geleerd, ontdekt en ontwikkeld, en Sint Maarten voelt niet meer als thuis.
In dit verhaal is er ook een groep ‘achterblijvers’ die vind dat deze terugkeerenden zich dienen aan te passen, zich moeten voegen naar de legpuzzel die Sint Maarten is, zich nuttig moeten maken. Zij lijken (tijdelijk) vergeten dat ook zij op reis gingen naar andere delen van het koninkrijk of de wereld en op een bepaald moment, vernieuwd, ‘terug’ kwamen.
Terugkeren op Sint Maarten was voor mij thuiskomen; me (h)erkend voelen, maar wel op een plek waar ik opnieuw op zoek moest naar woonruimte, een kapotte auto moest repareren door (weer) een andere mechanic, en op de boardwalk nog steeds werd gevraagd of ik een jetski wilde huren.
De vraag die zich opdrong, was of thuis-komen en terug-komen eigenlijk wel hetzelfde waren. Kwam ik inderdaad terug naar Sint maarten? Of kwam ik nieuw, als een ander (wijzer?) mens, naar een hernieuwd eiland? Nieuw kabinet, recente (energie) problemen, andere docenten op school, leerlingen vertrokken naar elders. Ik kom ‘terug’ maar wat mij het meest doet thuis voelen op Sint Maarten is de mogelijkheid tot vernieuwing, verbazing, ontdekking. Dit is een thuis-voelen dat terugkomen uitsluit.
Vanuit dit perspectief hoeven mensen die opnieuw aankomen niet te passen in de vastgelegde stramienen van een eiland dat wacht op terugkeerders. Haar zoons en dochters hoeven niet te voldoen aan een bestaande vraag. Zij (wij?) kunnen met wat z/wij hebben geleerd, mede mogelijk gemaakt door broers en zussen op het eiland, nieuwe oplossingen bedenken voor (oude) uitdagingen. Die uitdagingen zijn er voldoende en wellicht kan een ander verhaal ruimte maken voor nieuwe oplossingen.