Imagining the nation in the classroom
  • Home
  • Projects
    • Islands, Nationness, and the Imagination
    • Echoes in and off the Classroom
    • Negotiating Statia in the Classroom
    • Contact >
      • Team
  • Updates
    • Blogs Jordi Halfman
    • Blogs Nicole Sanches
    • Blogs Guiselle Starink-Martha
  • Publications
  • Diversity Toolbox
  • Waterfeest
  • Lesson Plan

Nieuwjaarsresoluties

15/2/2017

0 Comments

 
Aan de muur van een groep 8 die ik in januari bezocht hingen tekeningen van leerlingen met daarbij een zelfgeschreven tekst. De titel boven elk kunstwerk was ‘mijn goede voornemen’ en op velen stonden dingen als ‘beter naar de juf luisteren’, ‘minder snel boos worden’ of ‘mijn huiswerk beter doen’. Bij één meisje stond ‘een beetje beter naar de juf luisteren. Op een ander vel staat: ‘Mijn voornemens voor het nieuwe jaar zijn: 1. Beter naar de juf luisteren. 2. Afvallen. 3. Meer snoepjes eten.’
Ik moet denken aan een passage in het indrukwekkende boek Swing Time van Zadie Smith. De ik-figuur beschrijft hoe haar beste vriendin Tracey verhalen vertelde over haar vader Louis. Deze verhalen kwamen haar altijd tegenstrijdig voor. ‘Het was iets, denk ik, wat ik zowel volstrekt waar als overduidelijk onwaar achtte. Misschien zijn alleen kinderen in staat zulke tegenstrijdigheden in zich te verenigen.’
Afvallen en meer snoepjes eten. Dit meisje op Sint Maarten had in mijn ogen in haar Nieuwjaarsresolutie ook twee tegenstrijdigheden met elkaar verbonden. In bovenstaande quote vraag Smith zich via de ik-figuur af of alleen kinderen op deze manier inconsequent, onlogisch en tegenstrijdig kunnen zijn.
Leven op Sint Maarten leert mij dat ook volwassenen geoefend kunnen zijn in het verbinden en accepteren van tegenstrijdigheden. Het meest geoefend in deze kunst is mijn goede vriend Alan. Regelmatig ga ik met hem mee op zijn catamaran waar hij dagelijks grote groepen toeristen van de cruiseschepen het hoofd op hol brengt. ‘I love to dance with them, make them feel good, that’s me. You know, that’s me!’ vertelt hij mij. En hij is inderdaad een geboren entertainer. Maar met eenzelfde intensiteit vertelt hij mij over de (gewapende) strijd die hij en de zijnen (black people, yes!) zouden moeten leveren tegen alle overheersers (indeed, white people!). Die Nederlanders hier die geen moer om hen geven en de Amerikanen die zonder problemen alle grote bedrijven runnen en het geld wegsluizen.
Ons gesprek bij één van zijn favoriete barretjes raakt oververhit wanneer ik Alan probeer uit te leggen dat het mij nogal tegenstrijdig voorkomt. Maar waar er bij mij kortsluiting ontstaat omdat het ‘gewoon echt niet klopt’ moet Alan hard lachen. Hij is als Tracey: het feit dat hij elke dag met liefde met deze mensen werkt en zich tegelijkertijd tegen hen wil verzetten, levert geen conflict op in zijn hoofd.
Om de chaos die leven heet kloppend te maken, te organiseren en te ordenen, moet ik hard werken. Opgroeien en volwassen worden lijken gelijk te staan aan het verleren van spelen en het introduceren van dit werk. Maar niet voor Alan. Hij doet hetzelfde als het meisje in groep 8 en Tracey’s vriendin. En Alan is niet de enige hier op Sint Maarten: veel volwassenen om mij heen hebben de kunst van het spelen niet verleerd.
Geïnspireerd door Alan en de anonieme leerling in groep 8 heb ook ik een Nieuwjaarsresolutie. Ik neem mij voor om in 2017 tegenstrijdigheden vaker te laten bestaan als bron voor creativiteit. Om minder hard te werken aan logica en zo van mijn leven vaker kunst te maken.​
0 Comments

Andere verschillen

12/1/2017

0 Comments

 
Ik had zin in de conferentie en geloofde in de noodzaak om met een groep mensen met verschillende ervaringen en meningen te spreken over raciale ongelijkheid in het koninkrijk en daarbuiten. En ik was nerveus. Discussies over kleurverschillen en de betekenissen die deze hebben voor verschillende mensen kunnen, in mijn ervaring, gemakkelijk uitlopen op een politiek en persoonlijk gevecht, of een herbevestiging zijn van de betekenis en hiërarchische ordening van verschillen die de meeste van ons juist met veel passie proberen te doorbreken.
Mijn verhaal ging over Hope, een leerling op mijn onderzoeksschool van wie ik leerde over verschillen die het verschil kunnen maken en aan kunnen zetten tot handelen.
Het eerste verschil dat we allemaal leren is het verschil tussen onszelf en de ander/buitenwereld. Volgens Winnicot leren kinderen voor ze een half jaar zijn dat ze niet één zijn met hun moeder maar dat ze een eigen ‘ik’ zijn. Dat ik, leert de wereld buiten zichzelf kennen via transitional objects. Deze objecten zijn niet helemaal eigen en niet helemaal anders maar verbinden het onherkenbare en het kenbare, dat wat eigen is, en wat anders is. De eerste objecten die hiertoe dienen zijn zacht en herinneren aan de moeder. Later kunnen allerlei verschillende objecten deze rol vervullen.
De negenjarige Hope leeft in een wereld vol verschillen die via transitionele objecten ontdekt worden en betekenis krijgen. Zij ontdekt de wereld door te spelen met krabben op het strand, honden op straat en kinderen op het voetbalveld. Maar ook een pratende spons (bob) en een dansende sneeuwpop (Olaf), herkenbaar en toch vreemd, verschaffen toegang tot een nieuwe wereld.
En ook ik kan gezien worden als transitional object. Ik ben herkenbaar als juffrouw en ook niet helemaal eigen. Ik geef les, maar zit ook veel bij de kinderen en speel met hen. Ik stel allerlei vragen en vertel verhalen over plekken ver weg. En mijn huid en haar hebben een andere kleur.
Dit laatste verschil wordt nooit benoemd. Dit betekend niet per se dat Hope dit verschil niet waarneemt. Het is bekend dat kinderen kleurverschillen zien en dat ze deze ook essentialistische betekenissen kunnen geven. En toen Hope onderdeel werd van een talige wereld werd ook de op huidskleur geordende wereld beschikbaar voor haar. Maar dit kleurverschil lijkt geen rol te spelen in onze interactie.
Ik vraag Hope en haar klasgenoten via een foto-elicitatie om hun wereld te verbaliseren en herkenbaar te maken in termen van de academie. Ik benadruk en ondervraag haar over specifieke verschillen om die vervolgens te kunnen bespreken met mijn academische familie. Nu worden kleurverschillen benoemd en ook verbonden aan essenties. Maar waren ze al belangrijk? En blijven ze belangrijk?
De academische wereld en haar transitionele objecten construeert een specifieke,  raciale werkelijkheid. Deze kunnen we onbedoeld overdragen op kinderen. Maar net als ik voor Hope een transitioneel object kan zijn, kan zij dat ook voor mij zijn. Ik kan leren van haar verschillen en betekenissen en toegang krijgen tot een andere magische werkelijkheid.
Tijdens de conferentie waren er meer dan alleen academische sprekers. Ik geloof dat dit ervoor heeft gezorgd dat er, meer dan ik gewend ben, respect was voor uiteenlopende ideeën en meningsverschillen. Verschillende werelden ontmoette elkaar en sommige van ons waren er klaar voor om de ander als transitioneel object te accepteren, waarderen en respecteren. Dat geeft mij hoop.  ​​
0 Comments

Terugkomen

16/12/2016

0 Comments

 
Ik kwam een week geleden terug op Sint Maarten. Voor vier maanden was ik in Nederland geweest. Ik was soms in contact met vrienden en bekenden op het eiland, maar ook ver weg van hen. En nu terug. Het deed mij nadenken over terugkomen. De (on)mogelijkheid en bruikbaarheid van het idee. Op Sint Maarten komen veel mensen ‘terug’. Velen gaan op jonge leeftijd studeren in het Nederland, Amerika of in het Caribisch gebied. Ze werken hard, spelen nog meer, leren veel en blijven vaak net langer weg dan gepland. Dit vinden veel achterblijvers zowel begrijpelijk als ingewikkeld.
Veel jongeren studeren met geld van de overheid en de overheid gelooft daarmee ook het recht te hebben om terugkeer te stimuleren. Er dient iets ‘terug’ betaald te worden na een studie op kosten van de belasting betaler. Dit is praktisch vrijwel onhaalbaar, maar daarmee niet minder gewenst door sommigen. Terugkeren wordt in dit verhaal bijna een opoffering. Het land offert iets voor jou, en jij offert iets voor je land. Beide partijen, jij en je land, worden vastomlijnde objecten binnen een ietwat beknellende patriottistische relatie.
Veel teruggekeerden, Sint Maartenaren die tijdelijk in het buitenland werkten of studeerden zeggen zich bij terugkeer niet meer thuis te voelen op het eiland. Ze zijn vaak vol goede bedoelingen en grote idealen terug naar hun eiland gekomen. Maar eenmaal daar leert de ervaring hen iets anders. Ze hebben het gevoel niet welkom te zijn, geen werk te krijgen, te moeten voldoen aan verwachtingen die onredelijk zijn. Ze zijn veranderd, hebben dingen geleerd, ontdekt en ontwikkeld, en Sint Maarten voelt niet meer als thuis.
In dit verhaal is er ook een groep ‘achterblijvers’ die vind dat deze terugkeerenden zich dienen aan te passen, zich moeten voegen naar de legpuzzel die Sint Maarten is, zich nuttig moeten maken. Zij lijken (tijdelijk) vergeten dat ook zij op reis gingen naar andere delen van het koninkrijk of de wereld en op een bepaald moment, vernieuwd, ‘terug’ kwamen.
Terugkeren op Sint Maarten was voor mij thuiskomen; me (h)erkend voelen, maar wel op een plek waar ik opnieuw op zoek moest naar woonruimte, een kapotte auto moest repareren door (weer) een andere mechanic, en op de boardwalk nog steeds werd gevraagd of ik een jetski wilde huren.
De vraag die zich opdrong, was of thuis-komen en terug-komen eigenlijk wel hetzelfde waren. Kwam ik inderdaad terug naar Sint maarten? Of kwam ik nieuw, als een ander (wijzer?) mens, naar een hernieuwd eiland? Nieuw kabinet, recente (energie) problemen, andere docenten op school, leerlingen vertrokken naar elders. Ik kom ‘terug’ maar wat mij het meest doet thuis voelen op Sint Maarten is de mogelijkheid tot vernieuwing, verbazing, ontdekking. Dit is een thuis-voelen dat terugkomen uitsluit.
​Vanuit dit perspectief hoeven mensen die opnieuw aankomen niet te passen in de vastgelegde stramienen van een eiland dat wacht op terugkeerders. Haar zoons en dochters hoeven niet te voldoen aan een bestaande vraag. Zij (wij?) kunnen met wat z/wij hebben geleerd, mede mogelijk gemaakt door broers en zussen op het eiland, nieuwe oplossingen bedenken voor (oude) uitdagingen. Die uitdagingen zijn er voldoende en wellicht kan een ander verhaal ruimte maken voor nieuwe oplossingen.  

0 Comments

Regels zijn regels?

15/11/2016

0 Comments

 
Op 26 september, de verkiezingsdag van Sint Maarten, gaf de (interim) premier William Marlin een interview. Hij is ontevreden over het verloop van de verkiezingen: de partijen zouden, bij verordening van de minister van justitie, geen campagne meer voeren op de verkiezingsdag – en toch zag hij bij stembureaus grote groepen mensen in de kleuren van de partij. Dit, zo zei hij, kan mensen het gevoel geven op die partij te moeten stemmen omdat ze zich geïntimideerd voelen. De regels waren nu juist veranderd, zodat dit niet meer kon gebeuren. Alleen nu was er iets mis. Hij speelde zelf volgens de nieuwe regels maar anderen niet.
De verkiezingen waren nodig omdat het kabinet een jaar eerder gevallen was vanwege shipjumping: parlementariërs verlieten de fractie -gingen een ander spel spelen- waardoor de coalitiemeerderheid van het kabinet wegviel. In die tijd speelde ik ook vaak spelletjes, meestal met mijn buurjongetje van 7, Billy. Bijvoorbeeld boter-kaas-en-eieren. We tekenden kruisjes en rondjes in netjes getekende veldjes, volgens regels die wij allebei kenden. Al snel bleek echter dat Billy volgens deze regels niet kon winnen. Hij tekende een extra hokje aan het speelveld zodat hij toch drie op een rij had. Even later zei hij: ‘I can do two times now’. En hij won weer door twee kruisjes achter elkaar te tekenen.
Kwartetten kende Billy niet, dus ik legde hem de regels uit. Echter, toen ik spel na spel won, vond Billy dat ik hem de regels niet eerlijk had uitgelegd. En ik veranderde ze ook steeds. ‘You cheat! We play something else!’ Met een oud speelbord, aangevuld met afgekeurde casino munten en een dobbelsteen, maakten Billy en ik ons eigen spel. ‘So, we start here?’ voeg ik Billy. ‘Met 1 of met 2 pionnen?’ Voor elk rood vakje  bedachten we een opdracht. ‘Bij nummer 7 moet je een liedje zingen’ bepaalt Billy. ‘Of kukelen als een kip.
Het geluk is met Billy. Hij gaat veel sneller dan ik en hij moet hard lachen als ik weer 1 gooi. Hij is al bijna bij het eindpunt wanneer hij op vakje 44 komt: terug naar af. Hij telt de stapjes nog een keer. Ja, hij komt echt op 44. Billy vraagt me de regels nog een keer voor te lezen. Hij moet echt terug naar start. Billy kijkt naar mij, schuift zijn pion een paar plaatsen opzij en gooit de dobbelsteen opnieuw.

​Zo leerde ik, van Billy en van politici, de belangrijkste regel van samen spelen en van samen leven op Sint Maarten: iedere regel kan op elk moment vervangen worden door een andere. Sinds 10-10-10 maakt de politieke elite op Sint Maarten een eigen spel, veelal met onderdelen die ze ‘cadeau’ kregen van het koloniaal verleden. Soms levert dat frustratie en onenigheid op. Maar, net als Billy, genieten veel spelers van het spel, vooral als ze winnen. En bij verlies kunnen zowel het speelveld als de toegestane bewegingen veranderen. Marlin sprak zich uit tegen ‘vals spelen’. En toch ging hij direct met die oneerlijk spelende partij aan de slag toen hij met hen samen een meerderheid kon vormen. Want regels zijn ook maar regels en ‘schuiven’ is soms nodig om het einddoel te halen.

0 Comments

Waarom Nederlands

13/10/2016

0 Comments

 
‘But why? Maar waarom dan? Waarom leren jullie Nederlands in de klas?’ Als ik deze vraag stel, kijken 16 paar jonge bruine ogen elkaar en mij verbaasd aan. Brandon, de grappenmaker en geschiedkundige van deze groep 8, doet een poging: ‘omdat het belangrijk is?’ ‘En waarom is het dan belangrijk?’ vraag ik hem. Zoals wel vaker rolt hij met zijn ogen en haalt zijn schouders op. Hij vindt mijn vraag vreemd. 
Brandon spreekt zelf vooral Spaans en identificeert zich vaker met Spaans-zijn en Santo Domingo dan met Sint Maarten. Dus ik vraag hem: ‘waarom leren kinderen in Santo Spaans?’ ‘Omdat het zo mooi is’, en ‘omdat mijn familie dat spreekt’ vertelt hij. Toch moet Brandon elke dag een uur Nederlandse les volgen, een les die door iedereen, docent en kinderen, als zwaar wordt ervaren. Noch Brandon, noch één van zijn klasgenoten begrijpt en/of spreekt Nederlands. De conversatie die wij hebben, speelt zich af in het Engels.
Er is de afgelopen 50 jaar veel gezegd en geschreven over de taalsituatie in het Nederlands Koninkrijk en de instructietaal op scholen in het bijzonder. Sinds 1986, het jaar dat Aruba zich onttrok aan de Nederlands Antilliaanse constructie en de van Sint Maarten afkomstige Linda Richardson zich binnen die Antilliaanse constructie inzette voor taalvrijheid in het onderwijs (en het gebruik van Engels als instructietaal in het bijzonder), is er die vrijheid. Scholen op Sint Maarten mogen doceren in het Engels of Nederlands. Maar ze moeten ook een uur per dag doceren in de andere taal.
Engels zou onderwijs toegankelijker maken voor alle kinderen die ofwel zelf gemigreerd zijn, of kind zijn van migranten. Het zou ook bijdragen aan de eenwording in het in 2010 ontstane land Sint Maarten, los van de (vroegere) Nederlandse invloeden. De taalkundige en voormalig onderwijsminister van Sint Maarten Rhoda Arrindell, gaat hierin verder en vraagt zich af of de onderwijstaal niet het Sint Maarten Engels zou moeten zijn.
Maar tot op de dag van vandaag wordt er verplicht Nederlands gedoceerd. ‘Waarom Nederlands?’ blijft dus een vaak gehoorde vraag. Niet alleen op Sint Maarten, maar ook op de andere eilanden binnen het Koninkrijk: (standaard)Engels en Papiamento worden ook daar steeds belangrijker in het dagelijkse leven. 
En toch schrijf ik dit in het Nederlands. Waarom? Deze taal levert voor schoolkinderen vaak stress en onduidelijkheid op. En schrijven over Sint Maarten in het Nederlands kan snel pervers machtsvertoon worden, een uiting van neokoloniale verhoudingen. Maar dan hoor ik in mijn achterhoofd Brandon die antwoord geeft op mijn vraag waarom hij Nederlands moet leren? ‘Omdat het belangrijk is juf’. 
Brandon wordt ineens de echo van de Caribische woordkunstenaar Edouard Glissant die mij herinnert aan het belang van opacité; het onkenbaar mogen zijn. Ik, soms, sprekend in mijn droge Nederlands, Brandon, soms, in zijn snelle Spaans, ontsnappend aan het oog/oor van de ander, de wetenschap, en de staat. En tegelijkertijd erkennen we het belang van diversiteit in taal als bron van kennis en kunde. Onze taalbronnen – (Sint Maarten)Engels, Spaans, Papiamento of Nederlands- helpen ons om de wereld te (her)ontdekken. Daarom, mijn bijdrage, in het Nederlands.
0 Comments
Forward>>

    Author

    Between the end of 2016 and the beginning of 2018, Jordi Halfman was part of the language editor team of the Caribbean Studies Association (CSA). During this time she wrote a blog  about the Dutch Caribbean and in particular Sint Maarten for their monthly newsletter .

    Archives

    January 2018
    December 2017
    November 2017
    October 2017
    September 2017
    August 2017
    July 2017
    May 2017
    April 2017
    March 2017
    February 2017
    January 2017
    December 2016
    November 2016
    October 2016

    Categories

    All

    RSS Feed

© 2015 imagining the nation | University of Amsterdam & Utrecht University
powered by Weebly | designed by Nikki Mulder