Below you find the founding myth of this invented tradition that strats as follows:
‘Mama. Mama! Mamaaaaah….’
‘Papa help!’
Eli huilde hard en schreeuwde terwijl hij langzaam viel. Langzaam, dieper en diepere totdat hij zich bevond op de bodem van de zee. Eli was met zijn ouders en vele andere mensen uit Damascus op zoek naar een land zonder oorlog en honger. Ze hadden hoop terwijl ze door de donkere nacht voeren. Maar de hoop redde Eli niet. De harde wind deed het kleine bootje wankelen en huilend viel hij, langzaam, naar de bodem van de zee.
Papa en mama konden Eli niet horen, en ook zijn zusjes en broertje waren ver weg. Eli was bang en voelde zich alleen. Maar Eli was niet alleen. Een zeeschildpad, honderden jaren oud, hoorde de stem van de kleine jongen. Langzaam zwom hij naar het geluid van Eli. En ook een dolfijn werd geraakt door de schreeuw van verdriet. Snel dartelde hij naar Eli. Op de bodem van de zee vonden de dolfijn en de schildpad Eli. Ze spraken weinig mensentaal, maar zagen dat Eli hun hulp nodig had. En ze wisten meteen hoe ze hem konden helpen.
‘Papa help!’
Eli huilde hard en schreeuwde terwijl hij langzaam viel. Langzaam, dieper en diepere totdat hij zich bevond op de bodem van de zee. Eli was met zijn ouders en vele andere mensen uit Damascus op zoek naar een land zonder oorlog en honger. Ze hadden hoop terwijl ze door de donkere nacht voeren. Maar de hoop redde Eli niet. De harde wind deed het kleine bootje wankelen en huilend viel hij, langzaam, naar de bodem van de zee.
Papa en mama konden Eli niet horen, en ook zijn zusjes en broertje waren ver weg. Eli was bang en voelde zich alleen. Maar Eli was niet alleen. Een zeeschildpad, honderden jaren oud, hoorde de stem van de kleine jongen. Langzaam zwom hij naar het geluid van Eli. En ook een dolfijn werd geraakt door de schreeuw van verdriet. Snel dartelde hij naar Eli. Op de bodem van de zee vonden de dolfijn en de schildpad Eli. Ze spraken weinig mensentaal, maar zagen dat Eli hun hulp nodig had. En ze wisten meteen hoe ze hem konden helpen.
Eli was alleen, en mensenkinderen waren niet graag alleen. Ze zouden Eli brengen naar een ander mensenkind dat ze kenden. Eentje die al langer op zoek was naar haar ouders, Emma. Emma had aan schildpad verteld dat ook zij uit een boot was gevallen. Dit was gebeurd tijdens een heel grote storm, een soort watersnood in het land waar zij woonde dat genoemd was naar de zee, zeeland. Ze had overal gezocht naar haar mama en papa maar vond ze nooit terug. Wat was Emma verdrietig. Dolfijn had medelijden met haar gehad en had haar onderdak gegeven in zijn huis. Elke dag gingen ze op zoek naar Emma’s mama en papa. Elke dag tevergeefs. Maar Emma gaf het niet op.
Toen dolfijn en schildpad Eli bij Emma brachten was ze heel lief voor hem. “Huil maar niet, Eli, we vinden je mama en papa vast snel terug.” Maar door haar woorden begon Eli alleen maar harder te huilen. Hij schudde met zijn hoofd en werd een beetje boos: ‘ze horen mij niet! Jouw mama en papa komen ook niet terug hoor!’ Die woorden brachten ook bij Emma tranen in de ogen. Ook zij begon te brullen. Schildpad moest iets doen.
‘Silencio’, bastte zij in haar beste Spaans, ‘als jullie stil zijn dan horen jullie misschien de stem van jullie ouders. Die zijn vast op zoek naar jullie’. Deze woorden van schildpad hadden effect. Emma en Eli werden rustig en spitsten hun oren. Eerst hoorden ze alleen het stromen van water maar ineens hoorden ze ook een stem, de stem van een ander mensenkind. Maar het geluid kwam van boven. Heel hoog, waar het water en de lucht elkaar raakten. Alleen dolfijn kon daar snel naartoe en dat is wat hij deed.
Omdat de zee erg diep was duurde het even, maar na een tijdje kon dolfijn zien dat de stem uit een bootje kwam, een klein en heel oud bootje. Dolfijn kon net boven de rand van de boot kijken en daar zag hij een mensenkind. Dit was Eduardo. Eduardo zat verdrietig in het midden van het bootje, maar de spetters van dolfijn zorgde dat hij zich omdraaide. Hij lachte verbaasd. ‘Wie ben jij?’ vroeg Eduardo. Dolfijn snapte de verbazing van Eduardo en in zijn beste mensentaal probeerde hij uit te leggen dat hij dolfijn was, dat hij blij was om Eduardo te zien, dat er nog meer mensenkinderen waren diep in het water en dat die kinderen vast graag bij Eduardo in de boot zouden willen komen. Met zijn lange neus duwde dolfijn tegen het touw voorin de boot. Daarmee konden Emma en Eli ook in de boot klimmen. Het touw moest in het water. Zonder woorden werkten Eduardo en dolfijn samen.
Niet veel later klommen Eli en Emma langs het touw naar boven en via de rug van schildpad klauterden ze zo bij Eduardo in de boot. Ze vertelden hun nieuwe vriend dat ze allebei uit een boot waren gevallen, Eli pas net geleden, en Emma al langer terug toen er een storm was in Zeeland. Eduardo vertelde daarna zijn eigen verhaal.
Al heel lang geleden was hij met zijn vader en oom uit hun dorp Elmina weggehaald en door raar uitziende mannen op een groot schip gezet. Ze hadden heel lang gevaren totdat er ineens een ander schip dichtbij kwam en op hun schip begon te schieten. Na een kort gevecht was het schip waar hij op zat kapot gegaan en alleen Eduardo had in een klein bootje kunnen ontsnappen. Hij wist niet waar zijn vader en zijn oom waren, en hij wist ook niet waar zijn moeder en jongere broertje, achtergebleven in Elmina, zouden kunnen zijn. Hij was al heel lang op zoek. Emma en Eli warden stil van het verhaal van Eduardo. Hij was al zo lang op zoek, en toch was het hem niet gelukt om zijn papa en mama te vinden. Hoe zou dat dan bij hun gaan? En waar moesten ze nou heen? Ze kropen dicht tegen elkaar aan en vielen in slaap, dromend van hun reizen in betere tijden.
Toen ze wakker werden stak dolfijn zijn snuit over de rand van de boot. Hij probeerde de aandacht van de mensenkinderen te trekken en al snel begrepen de drie dat Schildpad iets wilde doen, iets wilde zeggen: ‘We kunnen verder gaan, samen verder zoeken, vamos’. Ja, maar waar? Emma en Eli wilden heel graag onder het water zoeken, daar hadden ze de meeste kans om hun familie te vinden. Maar Eduardo wilde graag op het land zoeken, misschien was zijn moeder daar wel. Wat was dit lastig.
‘Wacht eens’, zei schildpad. Er is een land, dat is onder water, en toch ook niet. Het ligt onder de zeespiegel, maar er is toch land. Misschien moeten we daar gaan zoeken. ‘Ja!’ zei Emma! En ook Eli en Eduardo vonden dat een goed idee. En zo gingen ze samen, dolfijn en schildpad voor het bootje, op zoek naar het land de lage landen, Les Pays-Bas, waarvan schildpad ooit had gehoord van een vrolijke kapitein.
Na drie dagen varen waarin ze alleen maar droge crackers aten en lauw water dronken, kwamen ze in Les Pays-Bay aan. Wat een mooi land was het. Het gras kietelde zachtjes en er waren rivieren die de kleuren hadden van een regenboog. Het water in die rivieren was geen water, maar chocolademelk, cola, appelsap, druivensap, mangosap, groene fernandes, en roze Mogu and fristi. De boomstammen bleken chocola te zijn en de groene bladeren marsepein. Zo lekker! Eli, Emma, en Eduardo begonnen van blijdschap een liedje te zingen:
Ze aten hun buik vol en dronken totdat ze bijna niet meer konden lopen. Ooh wat was het fijn in Les Pays-Bas. Maar toch misten ze hun familie. Ze gingen steeds zachter zingen en vervolgens gingen ze allemaal stil en alleen onder een boom zitten. Schildpad keek naar de kinderen en sprak hen streng maar liefkozend toe: ‘Dolfijn en ik gaan verder op zoek naar jullie ouders en naar kinderen die ook hun ouders kwijt zijn geraakt. We zullen ze hier naartoe brengen. Jullie zullen hier blijven en samen een mooi leven opbouwen in dit lage land. Elk jaar zullen we jullie opzoeken en de kinderen meebrengen die ook hun ouder kwijt zijn. En als we jullie ouders vinden, brengen we hen ook mee terug.
En zo gebeurde het. Eli, Emma en Eduardo leefden samen en leerden van elkaar in het land onder de zeespiegel. Ze genoten van alle lekkernijen en zorgden goed voor alles wat om hen heen leefde. En elk jaar als de bloemen gingen bloeien wisten ze dat het tijd was. Tijd om het feest klaar te maken want de boot kwam er bijna aan. Ze maakten mooie cadeautjes voor elkaar van alles wat er groeide. Ze kleedden zich aan in hun favoriete kleren, alles mocht, van pyjama tot een mooie jurk. En natuurlijk maakten ze het lekkerste eten dat ze konden bedenken. Die arme kinderen op de boot hadden de afgelopen dagen natuurlijk alleen maar water gedronken en droge crackers gegeten.
En wanneer daar dan, op de ochtend van 21 maart, de kleine boot komt aanvaren, met voorop dolfijn en schildpad, dan is in het lage land van Eli, Emma en Eduardo alles klaar om met elkaar een nieuw waterfeest te vieren